De chinese nachtegaal - Hans Christiaan Andersen
De keizer in China woont in een paleis van porselein, in zijn bos zingt de nachtegaal het mooiste lied. Een visser hoort het lied en vindt het prachtig. Dichters en geleerden schrijven over de vogel en de keizer leest de geschriften. De keizer kent de nachtegaal niet, hij heeft zijn lied nog nooit gehoord. De kamerheer heeft ook nog nooit van de nachtegaal gehoord en zoekt in trappen en gangen. Het keukenmeisje kent de nachtegaal, ze hoort hem als ze naar haar zieke moeder bij het strand loopt. De hofjonkers horen koeien en de hofprediker een kikker, voordat de nachtegaal te horen is., Het dier ziet er gewoontjes uit en het meisje vraagt of het dier voor de keizer zingen wil. De nachtegaal zingt zo mooi, dat hij de gouden pantoffel om zijn hals mag dragen. Het dier bedankt echter voor de eer, hij heeft al tranen in de ogen van de keizer gezien en is hier tevreden mee.
De nachtegaal wordt vastgehouden in een eigen kooi en krijgt zijden bandjes om zijn poten. Iedereen in de stad spreekt over de bijzondere vogel. Op een dag krijgt de keizer een pakket, er zit een nagemaakte nachtegaal in. Een mechaniekje zorgt voor het geluid en het dier glinstert van zilver en goud. Het is een cadeau van de keizer van Japan en de mensen willen dat de vogels een duet zingen. Dit lukt niet en de mensen laten de namaakvogel zingen. Niemand merkt dat de nachtegaal ontsnapt door het raam en de keizer en zijn dienaren zijn boos. Maar al snel merkt men dat bij de kunstvogel alles vast staat, terwijl men maar moest afwachten wat men kreeg bij de echte nachtegaal. Het volk zal de vogel op zondag zien en er wordt een concert georganiseerd. Men houdt de vinger die men likkepot noemt omhoog en roept O, het lijkt alsof de bevolking in een roes van groene thee is gekomen.
De arme visser kent het geluid van de echte nachtegaal en vindt dat er iets ontbreekt. Er worden boeken over de namaaknachtegaal geschreven door de hofkapelmeester. Er staan moeilijke Chinese woorden in het boek en iedereen zegt dat hij de inhoud begrijpt, want anders volgt straf. Het hele jaar zingt de kunstvogel en iedereen kan meezingen. Op een dag gaat de vogel kapot en de keizer roept zijn lijfarts, maar die kan niks doen. Er wordt een horlogemaker gehaald, maar de tappen zijn versleten en men moet voortaan voorzichtig doen. Men durft de vogel slechts eenmaal per jaar te laten zingen, de hofkapelmeester houdt een toespraak bij die gelegenheid. Vijf jaar later is de keizer ziek en het land is in rouw. De Dood zit op de borstkast van de keizer en draagt de keizerlijke gouden kroon, een sabel en een vaandel.
Boze en goede daden worden bekeken en de keizer wil muziek horen, maar de kunstvogel blijft stil. De Dood blijft kijken, maar dan zingt de nachtegaal. De keizer krijgt troost en hoop en de gestalten verbleken. De Dood luistert ook naar de vogel en ruilt de sabel, het vaandel en de keizerskroon voor een lied. De nachtegaal zingt over het kerkhof met witte rozen een vlierstruik en de tranen van achtergeblevenen. De Dood zweeft als witte nevel uit het raam en de keizer dankt de nachtegaal. Hij wil een beloning geven, maar de nachtegaal zegt dat de tranen bij zijn eerste lied voldoende zijn. De nachtegaal zingt en de keizer valt in slaap. De nachtegaal zit bij het bed als hij wakker wordt en de keizer vraagt hem te blijven zingen. De nachtegaal zegt dat de keizer de kunstvogel houden moet, hijzelf zal elke avond op een tak buiten het raam zingen. De vogel gaat overal heen en iedereen wordt vrolijk, hij zingt van geluk en lijden.
De keizer in China woont in een paleis van porselein, in zijn bos zingt de nachtegaal het mooiste lied. Een visser hoort het lied en vindt het prachtig. Dichters en geleerden schrijven over de vogel en de keizer leest de geschriften. De keizer kent de nachtegaal niet, hij heeft zijn lied nog nooit gehoord. De kamerheer heeft ook nog nooit van de nachtegaal gehoord en zoekt in trappen en gangen. Het keukenmeisje kent de nachtegaal, ze hoort hem als ze naar haar zieke moeder bij het strand loopt. De hofjonkers horen koeien en de hofprediker een kikker, voordat de nachtegaal te horen is., Het dier ziet er gewoontjes uit en het meisje vraagt of het dier voor de keizer zingen wil. De nachtegaal zingt zo mooi, dat hij de gouden pantoffel om zijn hals mag dragen. Het dier bedankt echter voor de eer, hij heeft al tranen in de ogen van de keizer gezien en is hier tevreden mee.
De nachtegaal wordt vastgehouden in een eigen kooi en krijgt zijden bandjes om zijn poten. Iedereen in de stad spreekt over de bijzondere vogel. Op een dag krijgt de keizer een pakket, er zit een nagemaakte nachtegaal in. Een mechaniekje zorgt voor het geluid en het dier glinstert van zilver en goud. Het is een cadeau van de keizer van Japan en de mensen willen dat de vogels een duet zingen. Dit lukt niet en de mensen laten de namaakvogel zingen. Niemand merkt dat de nachtegaal ontsnapt door het raam en de keizer en zijn dienaren zijn boos. Maar al snel merkt men dat bij de kunstvogel alles vast staat, terwijl men maar moest afwachten wat men kreeg bij de echte nachtegaal. Het volk zal de vogel op zondag zien en er wordt een concert georganiseerd. Men houdt de vinger die men likkepot noemt omhoog en roept O, het lijkt alsof de bevolking in een roes van groene thee is gekomen.
De arme visser kent het geluid van de echte nachtegaal en vindt dat er iets ontbreekt. Er worden boeken over de namaaknachtegaal geschreven door de hofkapelmeester. Er staan moeilijke Chinese woorden in het boek en iedereen zegt dat hij de inhoud begrijpt, want anders volgt straf. Het hele jaar zingt de kunstvogel en iedereen kan meezingen. Op een dag gaat de vogel kapot en de keizer roept zijn lijfarts, maar die kan niks doen. Er wordt een horlogemaker gehaald, maar de tappen zijn versleten en men moet voortaan voorzichtig doen. Men durft de vogel slechts eenmaal per jaar te laten zingen, de hofkapelmeester houdt een toespraak bij die gelegenheid. Vijf jaar later is de keizer ziek en het land is in rouw. De Dood zit op de borstkast van de keizer en draagt de keizerlijke gouden kroon, een sabel en een vaandel.
Boze en goede daden worden bekeken en de keizer wil muziek horen, maar de kunstvogel blijft stil. De Dood blijft kijken, maar dan zingt de nachtegaal. De keizer krijgt troost en hoop en de gestalten verbleken. De Dood luistert ook naar de vogel en ruilt de sabel, het vaandel en de keizerskroon voor een lied. De nachtegaal zingt over het kerkhof met witte rozen een vlierstruik en de tranen van achtergeblevenen. De Dood zweeft als witte nevel uit het raam en de keizer dankt de nachtegaal. Hij wil een beloning geven, maar de nachtegaal zegt dat de tranen bij zijn eerste lied voldoende zijn. De nachtegaal zingt en de keizer valt in slaap. De nachtegaal zit bij het bed als hij wakker wordt en de keizer vraagt hem te blijven zingen. De nachtegaal zegt dat de keizer de kunstvogel houden moet, hijzelf zal elke avond op een tak buiten het raam zingen. De vogel gaat overal heen en iedereen wordt vrolijk, hij zingt van geluk en lijden.
Opmerking