-
"Klein" of "Wildvorm"
Wij, enthousiasten voor de wildvorm budgerigar, hebben voor het eerst op een grotere tentoonstelling gestaan met onze ideeën. En met onze vogels natuurlijk. Daarbij bleek een moeilijkheid in de discussies: onder "DE KLEINE GRASPARKIET" verstaan we iets anders dan onder "DE WILDVORM GRASPARKIET"
Er is een nogal hevige discussie aan de gang over het (weer) toelaten van kleine grasparkieten op tentoonstellingen, naast de grotere z.g. standaard grasparkieten. Gestart op diverse forums over volièrevogels, kromsnavels en dergelijke is dat nu ook een hot item bij de clubs en met name de keurmeesters.
Veel kwekers vinden de grootte en de mutaties veel te ver doorgeschoten om nog leuk te zijn. Daarnaast ziet 'men' de bij de kweek weinig eisen stellende grasparkiet als prima vogel voor de jeugd.
Een van de discussiepunten daarbij is dan de beoordeling en de daarbij te stellen eisen. Moeten daarvoor dezelfde eisen gesteld worden als aan de TT-parkiet, afgezien van de grootte en gewicht, of zijn er nog andere afwijkingen.
Daarom is het zo belangrijk heel duidelijk te maken waarover we praten. Hebben we het over:
- Het kweken en toelaten van de kleine grasparkiet als tentoonstellings- en wedstrijd-vogel, of
- Het kweken en vasthouden van de wildvorm van de grasparkiet
A. De kleine grasparkiet als tentoonstellings- en wedstrijd-vogel
In elk geval is de kleurstelling daarbij een beoordelingspunt. Alle mutaties van kleuren en kleurcombinaties zijn denkbaar. Maar als wordt uitgegaan van de TT-parkiet zullen ook de vorm van kop en ruglijn meetellen. Bij de TT-parkiet behoort de kop rond te zijn en mooi in de rechte ruglijn door te lopen. De snavel zal terugliggen in de bevedering.
Een broedpaar dat een gemuteerd jong voortbrengt kan heel goed worden behouden om juist die mutatie mee verder te kweken.
Principieel zullen deze vogels onderworpen worden aan de geldende tentoonstellingsregels. Daarbij dus ook 'soigneren' ( overtollige keelstippen verwijderen etc.), wennen aan de zit in TT kooitjes, etc..
B. De wildvorm van de grasparkiet.
Heel principieel zullen deze vogels uitsluitend geselecteerd worden op de wildvorm en kleur. De kopvorm is dus vlak naar achteren aflopend, er zit een knik naar binnen in de rug, enz.. Een broedpaar dat een mutatie, bijvoorbeeld een geel jong, voortbrengt wordt direct uit de stam verwijderd.
De wildvorm blijkt op tentoonstellingen welkom.
Máár vergis u niet: daarmee wordt niet bedoeld de Budgie als deelnemende wedstrijdvogel, maar in een aparte "stand", met uitleg waarom speciaal déze soort vogel zo interessant is en behouden moet blijven. Die stand zal zeker niet bestaan uit kleine TT kooitjes maar een grotere kooi met minstens twee paren, beter nog een grotere groep.
Keuren is heel moeilijk, omdat in de vrije natuur geen keiharde regels gelden. De enige vraag is: zou deze vogel in deze vorm ook in de vrije natuur voorkomen?
De keelstippen bijvoorbeeld zullen wel aanwezig zijn, maar ook als die niet mooi verdeeld en rond zijn kan de vogel een perfecte wildvorm zijn. Bij kweken lopen we als mensen steeds het gevaar te selecteren naar wat 'wij' goed vinden. Het zal moeite kosten te selecteren op wat de natuur goed vindt.
Zie verder a.u.b. www.bush-budgies.net
Budgie
-
-
Dag Budgie,
De verschillen tussen de “kleine kleurgrasparkiet” en de "wildvorm" heb je prima verwoord. Toch ben ik zo vrij bij de wildvorm nog enkele aanvullingen op te schrijven, niet zozeer voor jou, want jij bent daar wel mee vertrouwd, maar meer voor de bezoekers van dit forum die mogelijk ook geïnteresseerd zijn.
Inderdaad vliegsnelheid, wendbaarheid tijdens de vlucht, oriëntatievermogen, reactievermogen, etc zijn van in volièremilieu gehouden wildvormgrasparkieten nauwelijks te meten. Van de uiterlijke kenmerken van de wildvorm bestaat echter een excellente beschrijving van de Engelse veldbioloog George Shaw de ontdekker van de grasparkiet. In 1805 beschrijft hij de grasparkiet in zijn oorspronkelijke vorm als volgt:
“De grasparkiet behoort tot de kleinere papegaaien, doch zijn lange staart doet hem groter lijken dan hij in werkelijkheid is.
Zijn lengte bedraagt 20 tot 22, zijn spanwijdte 26 tot 27, de vleugellengte 9, de staartlengte bijna 10 cm. Zijn gestalte is zeer sierlijk, het lichaam slank, de snavel hoger dan lang, aan de zijden en aan de bovenkant afgerond, de bovensnavel bijna loodrecht naar beneden gebogen, de onderkant diep ingekerfd vervolgens tot een spits versmald ver reikend tot over de ondersnavel, de laatste even hoog als de bovensnavel en aan de voorkant boven afgerond; de poten zijn dun, slank en naar verhouding hoog en voorzien van lange tenen en nagels, de vleugels lang en spits toelopend, van de slagpennen de tweede pen het langste, de vleugelpunt bijna even lang als het bovendeel van de vleugel, de lange staart waarvan de beide middelste veren ver voorbij de andere uitsteken, trapvormig, zodat het buitenste paar slechts een derde deel is van de lengte der middelste, de bevedering buitengewoon zacht en zeer sprekend getekend, naar geslacht nauwelijks, naar leeftijd weinig verschillend. Voorhoofd, bovenkop, teugels en de streek rond de ondersnavel zijn zwavelgeel, aan weerszijden begrensd en versierd met elk vier, zich aan de top van verlengde veertjes bevindende diepblauwe vlekken, waarvan die op de wangen zit de grootste is, terwijl de drie overige er uitzien als ronde stippen; oorstreek, achterkop, nek, mantel, schouders en het grootste deel van de vleugeldekveren hebben een groenachtig gele kleur, elke veer echter is voorzien van vier smalle, op de schouders en vleugeldekveren van twee bredere zwarte dwarsbanden; onderrug, stuit en bovenstaartdekveren alsmede de onderzijde vanaf de kin zijn prachtig grasgroen, de handpennen en de dekveren hiervan dofgroen, aan de buitenzijde smal geel, aan de binnenzijde zwartachtig gezoomd, in het midden met brede wigvormige geelachtige vlekken getekend, de armpennen aan de buitenzijde groen, smal geelachtig gerand, binnenzijde geel, aan de basis zwartachtig, de laatste armpennen en de laatste schouderveren bruinzwart met brede, gele eindzoom, de beide lansvormige veren van de staart dof donkerblauw, de overige stuurpennen groenblauw met in het midden een brede, citroengele vlek welke zich over beide vlaggen van de veer uitstrekt, en brede zwarte zomen aan de basis van de binnenvlaggen. Het oog is bleekgeel, de snavel hoorngeel, aan de basis groenachtig grauw, de washuid donkerblauw en de poot blauwachtig groen. Het iets kleinere wijfje onderscheidt zich van het mannetje doordat de keelvlekken niet helemaal zo groot zijn en de washuid als regel grauwgroen gekleurd is.”
Vergelijken we bovenstaande beschrijving met het beeld dat we thans van de oorspronkelijke wildvorm hebben, dan wijkt de beschrijving die Shaw ruim 200 jaar geleden van de grasparkiet maakte op slechts een onderdeel wezenlijk af. De ronde keelstippen zijn immers niet diepblauw maar zwart. Kennelijk heeft Shaw zich op dit punt dus niet goed gekeken of het niet goed opgeschreven.
Ter verduidelijking nog een opmerking bij de door Shaw opgegeven lengtemaat van 20 tot 22 cm. Shaw bedoelde hier te zeggen de lengte gemeten vanaf de snavelpunt via de schedel tot aan het uiteinde van de staart en niet, zoals men thans de lengtemaat van de vogels aangeeft, van kruin tot staartuiteinde.
Met de thans toegepaste meetmethodiek komt men dan uit op een lengte van ongeveer 19 cm. Het gewicht van de volwassen grasparkiet in de vrije natuur varieert voor de mannen van 26 tot 29, voor de poppen van 27-29 gram.
Gelet op de gedetailleerdheid van Shaw’s soortbeschrijving hanteert
de groep die zich met de wildvorm bezig houdt, deze als leidraad voor de verwezenlijking van haar doelstelling: het weer terugbrengen van de grasparkiet in zijn oorspronkelijke verschijningsvorm.
Harrie
-
-
Senior lid
budgie
ik heb ook even op de site gekeken en dat ziet er veel belovent uit dacht ik zo en de tekst van harrie van die twee schijvers kan je nog een stap dichter bij je doel brengen dacht ik zo.
beste Harrie mijn vraag is dan meteen heb je toevalig de titel van het boek waar je deze tekst van hebt overgeschreven voor mij en mischien heeft budgie hier ook wel belang bij om te weten
m.v.g
marcel
-
-
De titel van het boek is Zoology of New Holland. Het boek is meer dan 200 jaar oud en ook meteen het kostbaarste boek wat ik heb. De tekst is letterlijk uit het Engels vertaald en op de taal na orrigineel.
Harrie
-
-
Senior lid
bedankt voor de info
m.v.g
marcel
-
-
Beschrijving Budgerigar
Ik heb weliswaar de BBB-groep gestart door de website te openen, maar Harrie is veel deskundiger en minstens zo enthousiast. Ik ben blij dat hij direct deelnemer werd. Zijn versie van de tekst van Shaw is veel 'origineler'. De site is dus aangepast. Voor goed begrip: mijn naam is Hans Vollinga, maar Budgie klinkt wat leuker.
-
Forum Rechten
- Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen
- Je mag geen reacties plaatsen
- Je mag geen bijlagen toevoegen
- Je mag jouw berichten niet wijzigen
-
Forum Regels